‘Het aandeel biobased grondstoffen in verven neemt toe’

06-02-2023
‘Het aandeel biobased grondstoffen in verven neemt toe’

Hoe ‘groener’, hoe beter. Daarom zetten steeds meer verffabrikanten het aandeel biobased grondstoffen van hun verven op de pot en in de productinformatie. Maar hoe ‘groen’ zijn deze verven dan eigenlijk; wat zegt het biobased gehalte nu écht? En betekent dit direct ook dat deze verven heel duurzaam zijn?

‘Het aandeel biobased grondstoffen in verven neemt toe’

Allereerst de hamvraag: wat maakt verven ‘biobased’? “Bij biobased verven zijn de grondstoffen die op aardolie zijn gebaseerd, voornamelijk bind- en oplosmiddelen, deels vervangen door herwinbare materialen die snel groeien. Natuurlijk wel met behoud van kwaliteit en de verwerkingseigenschappen van de verf”, begint Ron Hulst, Manager R&D bij Koninklijke Van Wijhe Verf. Bij deze producent van Wijzonol is duurzaamheid al zo’n vijftien jaar een hot item. Tien jaar geleden lanceerde het bedrijf daarom haar eerste biobased muurverven, in een tijd dat dit nog verre van common practice was. CEO Marlies van Wijhe: “Ik zie de klimaatverandering en het verlies van biodiversiteit al lange tijd als een grote dreiging voor ons als mens. Al bedrijf hebben wij een intrinsieke drijfveer om het goede te doen voor de wereld. Want ook in ons vak kunnen we een bijdrage leveren op dat vlak.”

Marlies van Wijhe, CEO bij Koninklijke Van Wijhe Verf
Marlies van Wijhe, CEO bij Koninklijke Van Wijhe Verf

Gehalte neemt toe

Ron Hulst, Manager R&D bij Koninklijke Van Wijhe Verf
Ron Hulst, Manager R&D bij Koninklijke Van Wijhe Verf

De biobased verven van Koninklijke Van Wijhe Verf die tien jaar geleden werden geproduceerd, kennen lang niet meer dezelfde samenstelling als die van vandaag de dag. “Langzaam maar zeker komen er meer biobased grondstoffen op de markt. Daarnaast neemt het biobased gehalte in grondstoffen toe. Deze grondstoffen proberen we zoveel mogelijk in te zetten bij de ontwikkeling en productie van onze verven”, legt Hulst uit.

 ‘Appels met peren vergelijken’

Maar wat zegt het biobased gehalte van verven nu eigenlijk? Volgens Hulst vergelijken we op de pot vaak appels met peren. “Om het biobased gehalte van verven te kunnen beoordelen en vergelijken, moet je weten hoe dit gehalte is berekend of wordt gemeten. Omdat er diverse methodieken in omloop zijn, levert dat vanzelfsprekend ook verschillende uitkomsten op. Deze methodes zijn allemaal volgens NEN- of ISO-normen vastgesteld, alleen zeggen ze allemaal nét wat anders. Hierdoor kun je de resultaten niet zomaar met elkaar vergelijken. Koninklijke Van Wijhe Verf heeft ervoor gekozen de enige methode te kiezen die onze producten meetbaar maakt voor anderen, volledige transparantie dus.”
Een positieve ontwikkeling op dat vlak is volgens Hulst de mogelijke komst van de zogeheten Biomass Utilisation Factor (BUF). “Deze gaat ook rekening houden met circulaire producten en geeft een duidelijker beeld van het biobased gehalte. Doelstelling is dat de BUF breed gedragen gaat worden op Europees niveau en uniformiteit geeft.”


Lagere CO2 footprint

Is een verf met een hoog biobased gehalte per definitie duurzaam? “Zeker niet”, stelt Van Wijhe. “Het biobased gehalte vertelt maar een deel van het verhaal, want dit zegt bijvoorbeeld niets over het feit of de verf milieubelastend is. Een verf met een hoog biobased gehalte staat dus niet automatisch gelijk aan een verf met een lagere CO2 footprint. Biobased is dus niet per definitie ‘groen’. Dat beeld wordt nu ten onrechte vaak wel geschetst.” Er is dus nog een hele wereld te winnen, vindt de bevlogen Van Wijhe. “Veel consumenten willen wel een groenere keuze maken, maar ze moeten ook naar hun portemonnee kijken. Verduurzaming gaat langzaam als de politiek niet wil veranderen.” Tegelijk dient er ook een cultuuromslag bij de consument te komen, vult Hulst aan. “Helaas leeft in de maatschappij het adagium dat als het biobased is, het vast niet zo kwalitatief kan zijn. Dat is een misvatting. Wij streven met onze biobased verven naar een kwaliteitsniveau dat minimaal gelijk, maar liever nog hoger ligt  dan traditionele verven.”

Meerdere manieren

Er zijn meerdere manieren om het biobased gehalte van verven te bepalen, waardoor sommige merken een hoger gehalte claimen dan andere.

1.     De massabalansmethodiek: deze kijkt naar de uitkomsten van een heel (productie)proces en verrekent de in- en uitgaande stroom van fossiele en herwinbare materialen met elkaar. Daardoor kan het berekende percentage ook aan een product worden toegekend dat nauwelijks herwinbare grondstoffen bevat.

2.     Koolstofdatering: op basis van de inhoud wordt vastgesteld hoeveel procent van het materiaal bestaat uit grondstoffen jonger dan tien jaar. Dat zijn de plantaardige gewassen, oftewel herwinbare grondstoffen. Het is hierbij zeer bepalend wat als sample wordt aangeboden: alleen de binder, binder en oplosmiddelen of bijvoorbeeld de totale verf. De meetmethode is wel steeds identiek.

3.     TOC of TC: het biobasedgehalte wordt vastgesteld als percentage van alleen de organisatie koolstoffen in de verf (bindmiddelen en oplosmiddelen), of als percentage van de totale verf inclusief pigmenten, vulstoffen etcetera.

Tekst: Daphne Doemges-Engelen

Foto’s: Van Wijhe Verf